Kritisch kijken naar taken en kosten
Stadstheater en kunstencentrum De Kom in Nieuwegein bestaat uit niet één maar twee organisaties. Het artistiek-inhoudelijke programma wordt verzorgd door een stichting met ongeveer vijftig vaste medewerkers, onder wie veel parttimers. De horeca is ondergebracht in een bv met zo’n 35 oproepkrachten.
“Die twee groepen vallen onder verschillende cao’s”, vertelt Anouk van der Horst, die in 2022 werd aangetrokken om te adviseren over het personeelsbeleid, zoals de onderlinge verhoudingen in salarissen en tarieven. “De stichtingsmedewerkers worden betaald volgens de Cao Kunsteducatie en de horecamedewerkers volgens de horeca-cao.”
Een ding waar Van der Horst zich hard voor heeft gemaakt, is het opleidingsbudget. “In de cao Kunsteducatie is vastgelegd dat er elk jaar minimaal €250 moet worden opgebouwd voor trainingen en cursussen om de duurzame inzetbaarheid te vergroten. Ik stimuleer iedereen om er in ieder geval iedere vier jaar iets mee te doen. Dat gebeurt helaas echter nog te weinig. Daarom wordt nu tijdens de jaarlijkse evaluatiegesprekken expliciet gekeken naar persoonlijke ontwikkeldoelen en de opleidingstrajecten die daarbij zouden passen.”
Medewerkers weten van de onderlinge cao-verschillen maar begrijpen dit volgens Van der Horst “omdat ze inzien dat hun functies erg verschillen. Theatertechnici stellen wel soms vragen over hun beloning omdat vakgenoten bij andere theaters worden beloond volgens de Cao Nederlandse Podia en die heeft andere voorwaarden.”
De Kom hanteert over het algemeen de standaardformule ‘cao + 150%’ voor het berekenen van zzp-tarieven, maar laat daarbij ruimte voor onderhandeling op individueel niveau. Naast theatertechnici betreft het vooral 50 tot 70 docenten voor een instrument of discipline. “Ik stimuleer hen om als echte zelfstandigen hun eigen tarief aan te geven”, vertelt Van der Horst. “De extra’s liggen vanwege de wet DBA nu onder een kritisch vergrootglas. Tot voor kort kregen freelancers een kerstpakket en werden ze uitgenodigd voor borrels, lunches en uitjes. Maar dat zou volgens de wet niet meer mogen omdat dit soort secundaire beloning hoort bij een vast dienstverband. Het gaat echter wel om mensen met wie we al jaren werken en een goede relatie onderhouden.”
“Vroeger mochten de docenten zelf bepalen of ze in vaste dienst wilden of niet. De helft koos daarvoor. Tegenwoordig bepalen we dit voor nieuwe medewerkers op basis van de functie en de taken in de organisatie. Het is daarnaast niet ondenkbaar dat we zzp-docenten die veel voor ons werken in dienst nemen of minder met hen gaan werken als ze dat niet willen. Andersom hebben we ook een paar medewerkers in dienst met een heel klein contract, soms maar twee uur per week, en daar willen we in de toekomst ook kritischer naar kijken. We streven naar een goede balans en houden daarbij - naast alle menselijke factoren - ook rekening met de tijd die we aan administratie kwijt zijn.
“Het is voor de organisatie bovendien duurder en risicovoller om zoveel mensen in vaste dienst te hebben”, concludeert Van der Horst. Tegelijkertijd biedt het kansen “Daarom werken we aan een meerjarenplan om heel helder te krijgen wat onze kernactiviteiten zijn. Een scherpe profilering houdt ons flexibel en gezond.”
